Een vreemde vraag hé? Voor mij ook best even schrikken, toen ik me realiseerde, dat dit er was. Het kwam hier door:
Enige tijd geleden kreeg ik van de Labradoodle Club uit Australië een berichtje. Ze hadden van me gehoord en ze wilden graag iets weten van vachten, met name de poedelvacht. Ik ben uiteraard het gesprek met ze aangegaan en al doende begreep ik dat er toch wat misverstanden met betrekking tot de determinatie en behandeling van de Labradoodle vachten zijn. Je kunt wel stellen, dat dit wereldwijd is, dus ook in Nederland en België. Vandaar deze informatie.
Heel veel Labradoodles blijken een vacht te hebben, die lijkt op een poedelvacht, maar het in wezen niet is. Ik heb dit “nep-poedelvachten” genoemd. Deze nep-vachten zijn de oorzaak van behoorlijk vervelende lichamelijke problemen die heel veel Labradoodles hebben, zoals heel snel klittende vachten, extra haarinplant, waardoor hele dichte vachten, en daarbij het niet meer goed kunnen regelen van de lichaams- temperatuur, doordat de huid volledig wordt afgesloten van de buitenlucht. Helaas wordt vaak niet onderkend waar het vandaan komt. Later zal ik daar uiteraard uitgebreid op terugkomen, maar eerst even wat meer info over hoe ik hiertoe gekomen ben.
De informatie, die nu komt is wat meer algemene info over de hondenvacht, maar het is wel ook degelijk belangrijk om te weten voor de Labradoodle.
Alweer jaren geleden kwam ik er als hondentrimster per ongeluk achter dan er een verband was tussen het borstelen van honden en het constant en overmatig verharen. Ik ging op zoek naar antwoorden, maar tot mijn stomme verbazing kwam ik er achter dat er in de literatuur helemaal niets te vinden was over het verharen van honden, en al helemaal niet over het vervelende constant overmatig verharen. (Bij langharige honden uit zich dit vaak als enorme klitvorming.) Omdat ik niets kon vinden heb ik besloten het dan maar zelf te gaan onderzoeken, met als resultaat dat ik dertien typen vachten heb onderkend, die qua groeiwijze, opbouw van de vacht, en het verharen, totaal van elkaar verschilden, en die in principe allemaal een andere behandeling nodig hadden. Ik heb dat allemaal beschreven in, in eerste instantie, het boek:
“Verhaar- en vachtproblemen bij honden.”, waarvan bij de herdruk, bij een andere uitgever, de naam is veranderd in:
“Stop het verharen van uw hond.” (Met de bioritmische vachtverzorgings adviezen.) Isbn: 90-71900-02-9. Auteur: Rita Pouw.
Dit is dus het enige boek ter wereld wat over het verharen van honden gaat, met verder ook een methode om het constant verharen te stoppen. Ik was er namelijk achter gekomen dat het constant verharen veroorzaakt werd door een heel simpel, door iedereen direct te herkennen, medisch gegeven. Ditzelfde medische gegeven kon ik weer gebruiken om deze methode te ontwikkelen. Ook over de determinatie en de behandeling van de diverse vachten, v.w.b. het trimmen en borstelen is heel veel nieuwe informatie. Vachtverzorging zit namelijk heel vaak anders in elkaar dan tot nu toe werd aangenomen..
Iets anders wat ik tijdens het bestuderen van de vacht ook ontdekte, en dit is voor de Labradoodle heel belangrijk, was de “reparatiereflex” van de vacht.
In tegenstelling tot wat iedereen aanneemt is haar namelijk niet dood.
Er zitten geen gevoelszenuwen in haar, en wanneer er aan het haar geknipt wordt voel je dat in feite niet, maar
Hier het hondje Juultje, Op de foto: De rechterkant is geknipt en de linkerkant is geplukt, zoals deze vacht behandeld moet worden. Ik wilde hiermee het effect van de reparatiereflex op de vacht laten zien. Je ziet dat het geknipte gedeelte heel wollig is, langer en dat de kleur is verdwenen. Beide helften zijn op dezelfde dag getrimd. De haar leeftijd is dus gelijk.
op een of andere manier weet de huid wel degelijk, wanneer de haren beschadigd worden. En wanneer je een vacht van een hond knipt of scheert beschadig je alle haren. De totale vacht.
Voor de hond is die vacht zijn bescherming tegen de wereld van buiten, en wanneer je zijn haren eraf knipt of scheert en dus de vacht beschadigt, zal zijn lichaam direct in de verdediging gaan. Dan treedt de reparatiereflex in werking, en dat houdt in, dat elke haar die beschadigd is, opdracht krijgt weer te gaan aangroeien. Dat zijn dus, behalve in de groeifase, alle haren in elke fase, waaronder ook de rijpingsfase.
In de haarzakjes, zeker die tegen de rijpingsfase aan zitten, liggen de nieuwe haren al klaar om uit te groeien. Zij moeten immers normaal gesproken de oude haren uit de huid werken en vervangen. Maar wanneer echter die oude haar weer gaat aangroeien, valt hij er niet uit, hij blijft zitten, maar de nieuwe haar zal daarnaast toch wel doorgroeien, met het gevolg dat je twee haren in het haarzakje krijgt. De vacht gaat dubbelen. De hond krijgt veel meer haar.
De haren, die opdracht kregen weer aan te groeien, kunnen zich over het algemeen niet meer zo goed vormen, omdat de haarwortels al aan hun eindje zijn en geen opperhuid-schubben meer kunnen produceren. De haren zijn in de regel dus pieriger en wolliger dan de oorspronkelijke vacht. Dus ook veel klitgevoeliger. Ze krijgen vaak ook wel meer lengte. Het is vragen om klitten, vragen om het verstikken van de huid.
Eénmaal knippen is in de regel al voldoende om deze effecten te krijgen.
Het is belangrijk om te weten dat elk type vacht reageert op het reparatiereflex, behalve de enkele vacht met een heel lange groeifase en die net als mensenhaar, per elke haar verhaart (mozaïekpatroon).
Dit is het type vacht, wat onder meer de poedel heeft en waarom reageert deze vacht nu uitgerekend niet op het reparatiereflex? Het is heel simpel. De haren van deze vacht zijn soms jarenlang achter elkaar bijna constant in de groeifase. Ze groeien al en ze reageren dus niet op de reflex weer aan te gaan groeien. Deze vacht zal dus niet dubbelen. Daarnaast is het haar van dit type vacht van nature dun en zacht. Enkele vacht betekent dat de vacht bestaat uit maar één soort haar, dus geen ondervacht. Het heeft zoals gezegd een heel lange groeifase. Aanvankelijk is het haar zijdeachtig en glanzend, maar bij de genetische aanleg voor een echte poedelvacht zie je bij deze haren dan wel dat na verloop van tijd de haarzakjes niet meer in staat zijn opperhuid- schubben aan te maken, waardoor het haar wolliger wordt, minder glanzend en doffer van kleur. De wollige structuur is dus de natuurlijke structuur van de poedelvacht.
Bij genetische aanleg voor het type haar van de labrador (maar wel met een lange groeifase) zal het waarschijnlijk zacht glanzend blijven, en minder krullerig.
Het mozaïekpatroon, waarbij de vacht per haar verhaart, houdt in, dat Labradoodle geen periodes kan hebben, dat hij meer haar verliest of meer klit. Heeft hij dat wel, kan dat wijzen op een andere manier van verharen en dat kan dan weer een aanwijzing zijn voor zo’n nep-vacht
De reden waarom je aan de lang doorgroeiende vachten wel mag knippen heeft dus vooral te maken met het systeem van verharen en die lange groeifase.
Wanneer honden niet deze specifieke eigenschappen, dus lange groeifase, enkele vacht en mozaïek verhaar patroon, in hun vacht hebben is het beter er niet aan te knippen. Dit geldt ook voor alle andere typen vachten, zoals van de Shih-tzu en het boomertje.
Ik hoop dat je het met me eens ben dat het eigenlijk wel heel opmerkelijk is, dat iedereen die met honden bezig is, moet hebben opgemerkt dat vachten ná het knippen of scheren compleet veranderen, maar dat niemand van deze mensen, zoals dierenartsen, trimmers en eigenaren zich blijkbaar heeft afgevraagd waardoor dit kwam en of de hond er soms last van zou kunnen hebben.
De hond kan het alleen maar ondergaan en er mee leven. Lijden ze eronder? Ik weet het niet voor 100% zeker, maar ik heb het idee dat ze niet zitten te wachten op twee keer zoveel meer haar en een vacht met verstikkende viltklitten, waardoor ze vaak hun eigen lichaams-
temperatuur niet meer kunnen regelen.
Ik denk, dat de hond gewoon recht heeft op zijn eigen natuurlijke vacht, omdat zo’n vacht is afgestemd op zijn behoeften.
En dan nu weer terug naar de Labradoodle, en de nep-poedelvacht. De Labradoodle is een fenomeen aan het worden. Zijn populariteit heeft hij voornamelijk te danken aan het feit dat hij een poedelvacht zou hebben en niet zou verharen. Hij zou geknipt moeten worden, en dit is ook het algemene trim-advies wat gegeven wordt en aangezien het feit dat zijn vacht er echt uitziet als een poedelvacht zou je inderdaad denken dat dit het juiste advies is, maar het kan natuurlijk ook zijn dat dit type vacht is ontstaan door het “reparatiereflex”, met voor de hond alle problemen, die daarmee gepaard gaan. Dan is het in de meeste gevallen niet het juiste advies. En dit is heel misleidend.
Hoe zit dit nu?
Er wordt bij de Labradoodle alleen maar gefocust op die poedelvacht, terwijl genetisch gezien de Labradoodle natuurlijk ook de aanleg meegekregen heeft van de Labrador. Een totaal ander type vacht, ander verhaar-systeem, een dubbele vacht, ander soort haar. Je moet je realiseren dat met deze genetische aanleg de Labradoodle in principe elk type vacht kan produceren, en geloof me: er zijn waarschijnlijk veel meer Labradoodles dan we denken, die inderdaad een reparatiereflex vacht hebben, en niet geknipt hadden mogen worden, dan dat er nu gedacht wordt.
Hoe kan dat? Ik zal het uitleggen:
Alle pups, van welk ras dan ook, hebben een wollige puppyvacht, ongeacht wat hij later als vacht krijgt. Je kunt aan de puppyvacht dus niet direct zien wat voor soort vacht het gaat worden en hier ontstaat het probleem.
Iedereen gaat ervan uit, dat de Labradoodle een poedelvacht heeft, dus een knipvacht.
Nu is het bij de knipvacht de gewoonte de jonge hond een
zogenaamde puppy-beurt te geven, wanneer de hond plusminus
drie maanden oud is. En hier gaat het mis. Zoals eerder is gezegd, is één keer knippen genoeg om die hele vacht te veranderen. Heeft de pup eigenlijk een ander type vacht, dan zal de vacht die weer aangroeit na de puppy beurt, lijken op een poedelvacht, terwijl hij het in wezen vaak niet is. Een nep-poedelvacht dus. Zie foto’s Juultje.
Gelukkig kun je het vrij gemakkelijk bij je hond zien of zijn vacht zijn originele vacht of een “reparatiereflex vacht” is. Pluk een heel klein stukje van de vacht kaal. Een paar centimeter doorsnede is voldoende. Je moet de haren met wortel en al uit de huid halen. Heb je er moeite mee dit zelf te doen vraag het dan aan een traditioneel werkende trimmer. En daarmee bedoel ik dus een trimmer, die gewend is honden te plukken en niet overal de tondeuse op te zetten. Op de kale plek zie je na verloop van tijd nieuw haar doorkomen en kun je zien of die verschilt van de vacht die hij heeft. Vooral als hij meer kleur heeft, meer glans en harder haar, en eventueel ondervacht, zou ik zeker niet weer kiezen voor knippen. Ik raad je aan dan de vacht zeker te corrigeren.
Wanneer de nieuwe haar die doorkomt hetzelfde is als de rest, is het de vacht, die bij de hond hoort.
Bij de poedelachtige variant kan het ook zijn, dat de nieuwe haar die doorkomt toch een klein beetje verschilt van de wollige vacht, die nu op de hond zit. Dat zal dan heel dun zacht glanzend haar zijn. Een enkele vacht, dus geen onderwol. We hebben net gezegd dat de poedelvacht aanvankelijk zacht en glanzend is en wanneer hij wat ouder wordt van structuur en kleur verandert. Dit kan heel misleidend zijn. Goed kijken! Let hier vooral op de lange groeifase.
Pas de vachtverzorging aan, aan het type vacht, dat de hond van origine heeft. Hoe je een geschoren vacht moet corrigeren vind je allemaal terug in het boek. Ook hoe je het andere type vacht wat dan tevoorschijn komt moet behandelen.
Hoewel de correctie op zich best pittig kan zijn, en je misschien zelfs denkt dat het misschien wel erger wordt, zul je zien, dat ná de correctie, de snelle klitvorming verdwijnt, minder haarinplant, en dat het haar minder lang wordt en de vachtverzorging veel gemakkelijker zal gaan. De huid krijgt veel meer lucht.
Misschien leuk om te weten is, dat de honden die het heftigste reageren op knippen, in de regel het snelste opknappen na de correctie.
Wanneer de vacht van de hond dezelfde eigenschappen als de enkele vacht met lange groeifase en mozaïekpatroon heeft, kun je hem gewoon knippen en scheren.
Voor pups raad ik aan, pas aan de vacht te knippen, wanneer je weet wat voor type vacht de hond heeft. Je kunt uiteraard gewoon de eerste pup wisseling afwachten en zien wat voor soort vacht je hond heeft. Wil je het eerder weten dan kun je ook zo’n proef plekje maken. Je kunt het ook zien, wanneer je hondje op zijn staart een ontstoken slijmbeurs heeft gehad. Dan zie je op deze plek ook vaak ander haar. Zit op ongeveer tien tot vijftien centimeter onder de staartaanzet.
Ook wanneer de hond een ontsteking of wond heeft gehad, en er komt op deze plaats ook een ander type vacht door, dan weet je dat je hond van origine een ander type vacht heeft. Dan niet knippen!
Ook geen klitten uit de vacht knippen. Borstel ze uit. Laat de vacht natuurlijk wisselen en uitgroeien en geef de hond de vachtbehandeling die bij de vacht hoort.
Ook voor fokkers is het belangrijk te weten welk type vacht de hond heeft. Wanneer je denkt, dat de hond waarmee je fokt een poedelvacht heeft, maar het is een reparatiereflex-vacht, dan geeft de hond dus verkeerde genetische informatie door aan zijn pups en blijf je dus met verkeerde vachten zitten.
Ik begrijp heel goed, dat een aantal van u heel teleurgesteld is, en zich misschien wel bedrogen voelt, maar geloof me: niemand heeft u bewust geprobeerd te bedriegen. Dit kwam zomaar naar voren en niemand was zich er bewust van. Uw hond kan het ook niet helpen en het blijft wel dezelfde lieve schat van een hond, die uiteraard wel een correcte vachtverzorging hoort te krijgen.
Er zullen mensen zijn, die het zo eigenlijk wel best en gemakkelijk vinden. Helemaal geen zin hebben om dat helemaal uit te gaan zoeken. Ik hoop dat deze mensen zich willen bedenken, dat de hond over zijn hele lijf haar heeft en hoe het zou zijn als jezelf twee keer zoveel haar zou hebben over je hele lichaam. Vraag je eens af hoe het zou zijn als het jezelf zou overkomen?
Aan de andere kant zijn er misschien mensen, die opgelucht adem halen, omdat ze eindelijk een antwoord krijgen op vragen, die ze over de vacht hadden en dat ze een aantal problemen kunnen gaan oplossen. Zeker met het boek erbij kun je een heel eind komen.
Het boek is best een pittig boek, maar ik raad aan het “helemaal grondig” te lezen, omdat een aantal ideeën over vachtverzorging heel anders zijn dan wordt gedacht. Met alleen maar bladeren zie je heel gauw wat over het hoofd en je moet het wel snappen. Misschien is het slim het boek samen met anderen door te nemen.
Ook voor dierenartsen en trimmers is het misschien niet zo gek dit boek door te nemen, want heel veel van deze info krijgen ze niet mee in hun opleiding.